
Spreekwoorden: (1914)
Den vinger op den mond leggen,d.i. zwijgen, den mond toehouden, afsluiten, hetzelfde als de hand op den mond leggen (n<sup>o<-sup>. 794); eene sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomende zegswijze, die o.a. wordt aangetroffen bij Paffenrode, 97: 'k Sal de vinger op de mond leg...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Den vinger op den mond leggen,d.i. zwijgen, den mond toehouden, afsluiten, hetzelfde als de hand op den mond leggen (n<sup>o<-sup>. 794); eene sedert de 17<sup>de<-sup> eeuw voorkomende zegswijze, die o.a. wordt aangetroffen bij Paffenrode, 97: 'k Sal de vinger op de mond leg...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.